Zitting van 29 oktober 2020
Sectoraal akkoord 2020 voor het personeel - goedkeuring
Voorgeschiedenis / Feiten en context
• het besluit van 19 december 2017 houdende goedkeuring van de aangepaste versie van de rechtspositieregeling voor het OCMW-personeel
• het besluit van 16 februari 2010 van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn houdende advies over het besluit van 28 januari 2010 van de gemeenteraad houdende invoeren van een aanvullend pensioenstelsel voor de contractuele personeelsleden en aanstellen RSZPPO als opdrachtencentrale volgens de wetgeving overheidsopdrachten - intentieverklaring
• het besluit van 16 maart 2010 van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn houdende invoeren van een aanvullend pensioenstelsel voor de contractuele personeelsleden en aanstellen RSZPPO als opdrachtencentrale volgens de wetgeving overheidsopdrachten - intentieverklaring
• het besluit van 18 mei 2010 van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn houdende invoering en goedkeuring van een aanvullend pensioenstelsel voor de contractuele personeelsleden en bestek opgemaakt door de RSZPPO
• het besluit van 16 november 2010 van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn houdende kennisneming van het besluit van 13 september 2010 van het college van burgemeester en schepenen houdende goedkeuring van de gunning en toewijzing pensioenverzekeraar van een aanvullend pensioenstelsel voor de contractuele personeelsleden
• het besluit van 2 april 2015 van het Vast Bureau houdende kennisgeving van de wijziging groepsverzekeringsreglement van het aanvullend pensioenstelsel voor de contractuele personeelsleden
• het besluit van 20 februari 2020 van de raad voor maatschappelijk welzijn houdende goedkeuring verhoging van het aanvullend pensioenstelsel voor contractuelen in 2020 en 2021
• het besluit van het vast bureau van 12 oktober 2020 houdende het sectoraal akkoord 2020 voor het personeel
Juridische gronden
• het besluit van 7 december 2007 van de Vlaamse Regering houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
• het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, zoals gewijzigd
• de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid
• het sectoraal akkoord 2008-2003 voor het personeel van de lokale en provinciale besturen, afgesloten in het Vlaamse onderhandelingscomité C1 van 19 november 2008
• het vijfde Vlaams Intersectoraal akkoord (VIA 5) voor de non-profitsector van 8 juni 2018 betreffende het verhogen van de koopkracht van het VIA-personeel van de lokale besturen met 1,1%
• het sectoraal akkoord voor het personeel van de lokale en provinciale besturen, afgesloten in het Vlaamse onderhandelingscomité C1 van 8 april 2020
• de omzendbrief KB/ABB 2020/2 van 28 mei 2020 van de Vlaams minister van Binnenlands Bestuur voor het personeel van de lokale en provinciale besturen
• de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, in het bijzonder artikel 2, §1, 1°
• het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel , in het bijzonder artikel 3, §1, 3°,a
• het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 tot aanwijzing van de grondregelingen in de zin van artikel 2, §1, 1 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, in het bijzonder artikel 3 tot en met 6
Argumentatie / motivering
• na onderhandelingen heeft de Vlaamse regering het sectoraal akkoord 2020 voor de lokale besturen goedgekeurd. Het akkoord bestaat uit 3 luiken, nl.:
◦ een gemiddelde koopkrachtverhoging van alle personeelsleden van globaal 1,1% (zowel voor personeel van de VIA-diensten als de niet-VIA-diensten)
◦ een engagement van de sociale partners om verder werk te maken van een hedendaags personeelsbeleid
◦ een engagement van de sociale partners tot oprichting van een paritair samengesteld sectorfonds
• het sectoraal akkoord 2020 werd verduidelijkt in de omzendbrief KB/ABB 2020/2 van 28 mei 2020
• het engagement dat het lokaal bestuur dient te nemen inzake koopkrachtverhoging met ingang van 1 januari 2020 omvat de volgende aspecten:
◦ verhoging maaltijdcheques of invoering/verhoging eco- en/of andere cheques
◦ een recurrente verhoging van de koopkracht ter waarde van 200,00 euro per VTE; deze kan worden toegekend via een verhoging van de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques, via de invoering of verhoging van een ecocheque, via de invoering van sport- of cultuurcheques, via de invoering van lokale handelaarsbonnen (cadeau- of geschenkcheques) of door een combinatie van die cheques. Het toekennen van de cheques moet gebeuren met respect voor en binnen de grenzen van de daarvoor geldende fiscale wetgeving en socialezekerheidsregels.
◦ een verhoging van de tweede pensioenpijler van de contractuele personeelsleden naar 2,5%
• een verhoging van de werkgeversbijdrage van de maaltijdcheques is niet mogelijk; de maximale waarde van 6,91 euro is reeds van kracht
• een ecocheque is een cheque die bedoeld is voor de aankoop van producten en diensten van ecologische aard
• in de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 20 februari 2020 werd het percentage van het aanvullend pensioenstelsel voor de contractuele personeelsleden vanaf 1 januari 2020 verhoogd naar 2% van het pensioengevend jaarloon en vanaf 1 januari 2021 naar 3% van het pensioengevend jaarloon
Adviezen
• het verslag van het bijzonder onderhandelingscomité van 19 oktober 2020
Financiële weerslag / visum
De financiële weerslag van dit besluit werd niet voorzien in het meerjarenplan.
De geraamde meeruitgave voor de verhoging van het aanvullend pensioenstelsel voor het contractueel personeel voor 2020 van 2% naar 2,5% van het brutoloon bedraagt 1.620,00 euro. De ramingen zijn opgenomen onder de verschillende beleidsvelden waarop de personeelskredieten zijn gebudgetteerd.
De geraamde uitgave voor de toekenning van de ecocheque van 200,00 euro per VTE bedraagt 2.962,00 euro per jaar (14,81 VTE). Het tekort in de raming bedraagt 17.772,00 euro voor het volledige meerjarenplan.
De noodzakelijke ramingen worden voorzien bij de eerstvolgende aanpassing van het meerjarenplan, onder de verschillende beleidsvelden waarop de personeelskredieten zijn gebudgetteerd.
Het visum van de financieel directeur is gunstig, onder voorbehoud van de verhoging van de betreffende ramingen bij de eerstvolgende aanpassing van het meerjarenplan.
BESLUIT:
Met éénparigheid van stemmen.
Artikel 1. - De raad voor maatschappelijk welzijn gaat akkoord met:
• een recurrente koopkrachtverhoging van 200,00 euro per VTE onder de vorm van ecocheques;
• een verhoging van de tweede pensioenpijler voor de contractuele personeelsleden naar 2,5% met ingang van 1 januari 2020.
Artikel 2. - In Titel 7, Hoofdstuk VI - De sociale voordelen van de rechtspositieregeling wordt toegevoegd:
Afdeling 5 - De ecocheque
Elk personeelslid krijgt vanaf 1 januari 2020 een recurrente koopdrachtverhoging van 200,00 euro per VTE onder de vorm van een ecocheque.
Het personeelslid ontvangt het volledige bedrag van de ecocheque als het als titularis van een betrekking met volledige prestaties het volledige salaris heeft ontvangen tijdens de referentieperiode van 1 januari tot en met 30 september van het lopende kalenderjaar.
Als het personeelslid niet het volledige salaris heeft ontvangen als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties tijdens de referentieperiode, wordt het bedrag van de ecocheque verminderd in verhouding tot het salaris dat het personeelslid werkelijk heeft ontvangen.
Elke prestatie of afwezigheid met recht op salaris van het bestuur tijdens de referentieperiode geeft aldus verhoudingsgewijs recht op een ecocheque.
De periodes waarin het personeelslid tijdens de referentieperiode als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties met ouderschapsverlof was of met bevallingsverlof was met toepassing van de Arbeidswet van 16 maart 1971, worden gelijkgesteld met periodes waarvoor het personeelslid het salaris volledig heeft ontvangen.
Start de tewerkstelling na 30 september van het lopende kalenderjaar dan ontvangt het personeelslid de ecocheque in de loop van de maand december van hetzelfde jaar.
Het bedrag van de ecocheque staat in verhouding tot het salaris dat het heeft ontvangen t.o.v. het volledige salaris als titularis van een betrekking met volledige prestaties.
De ecocheque wordt jaarlijks uitbetaald in de loop van de maand december.
Afdeling 6 - De tweede pensioenpijler
Elk contractueel personeelslid komt in aanmerking voor een tweede pensioenpijler, met uitzondering van jobstudenten.
Vanaf 1 januari 2020 bedraagt de bijdrage 2,5 % op het pensioengevend bruto-jaarsalaris en vanaf 1 januari 2021 bedraagt de bijdrage 3% op het pensioengevend bruto-jaarloon.